De mogelijkheden

Als je gebruik wilt maken van donorconceptie, zijn er twee mogelijkheden:

Dilemma's rondom donorkeuze

Kiezen voor een donor van de spermabank, of toch liever een bekende vragen? Wat heeft jouw voorkeur?

Anne & Gea en solomoeder Anja vertellen over hun overwegingen bij de keuze voor een donor.

Een donor via sperma- of eicelbank

Zaadcellen en eicellen die beschikbaar zijn voor donorconceptie worden bewaard bij een spermabank of eicelbank. Je wordt behandeld met donorsperma of een donoreicel zonder dat je de identiteit van de donor kent. De gegevens van de donor worden geregistreerd bij de Stichting Donorgegevens. 

Als het kind dat uit een behandeling geboren wordt 16 jaar of ouder is, kan zij opvragen wie haar  donorvader of donormoeder is. Dit is vastgelegd in de wet Donorgegevens kunstmatige bevruchting. Een donor mag maximaal 12 gezinnen/(wens)moeders helpen. Minder mag ook, meer mag niet.

Een donor via de spermabank of eicelbank wordt een ‘identificeerbare donor’ genoemd. Andere benamingen zijn: spermabankdonor, kliniekdonor of B-donor.

Bij klinieken met een spermabank zijn niet genoeg donoren om alle wensouders meteen te kunnen helpen, omdat de vraag naar deze behandelingen groot is. Dit betekent dat je meestal eerst op een wachtlijst geplaatst wordt. Een alternatief is om zelf iemand te vragen donor voor je te zijn. Er is ook een mogelijkheid om donorsperma in het buitenland te kopen. 

Hier lees je meer over hoe verschillende vormen van donorconceptie in z’n werk gaan:

Zelf iemand vragen om donor te zijn

Wensouders kunnen zelf iemand vragen om spermadonor of eiceldonor voor hen te zijn. Misschien is er wel een familielid, een vriend of vriendin, of een kennis die donor kan zijn. Of kennen zij op hun beurt weer iemand die sperma of eicellen wil doneren. Dan is er wat meer afstand, maar is de bron wel betrouwbaar. Een donor die je zelf vraagt wordt een ‘bekende donor’ genoemd. Andere benamingen zijn:  ‘C-donor’, contactdonor of eigen donor.

Bij een bekende donor is de identiteit van de donor al bekend voordat het kind geboren is. 

Hier lees je meer over de keuze voor een bekende donor bij:

Waarom geen anoniem donorschap?

Voor 2004 kon ook gebruik gemaakt worden van een ‘anonieme donor’ (of: ‘A-donor’):  deze mannen hoefden hun identiteit ook in de toekomst niet bekend te maken. In Nederland is het sinds 2004 verboden om anoniem zaadcellen of eicellen te doneren. Er zijn landen waar donoren nog wel anoniem kunnen doneren.

Sommige wensouders vinden het idee van een anonieme donor aantrekkelijk. Zij denken dat een anonieme donor minder ‘aanwezig’ zal zijn in het gezin. Of zij willen hun kind beschermen en voorkomen dat zij moet kiezen of zij wil weten wie de donor is of niet.

Maar uit onderzoek en uit de praktijk is bekend dat donorkinderen juist zelf willen bepalen of zij de identiteit van hun donorvader of -moeder willen kennen. Zij vinden het moeilijk als hun ouders die weg voor hen hebben afgesloten. Als ouders hebben gekozen voor een anonieme donor heeft een kind geen keuze meer. 

Kinderen gaan dan soms zelf op zoek, bijvoorbeeld via DNA-databanken. Dit kost veel tijd en energie, en is vaak een eenzaam proces. Dit kun je voorkomen door te kiezen voor een identificeerbare donor of een donor die je zelf kent.

Ouders met een voorkeur voor een anonieme donor ervaren vaak gevoelens van angst en onzekerheid. Zij zijn bang dat hun kind niet echt van hen gaat houden of hen zal afwijzen. Het kan helpen om te praten met ouders van donorkinderen om hun ervaringen te horen. Zo kan vertrouwen in de keuze voor een niet-anonieme donor groeien. Ook een gespecialiseerde counselor kan hierbij ondersteuning bieden.   

Gezin na donorconceptie

In gezinnen ontstaan na donorconceptie, heeft het kind ook biologische familie buiten het gezin waarin zij opgroeit. En is zij niet biologisch verwant aan één van haar ouders en een deel van de verdere familie. Dit kan vragen oproepen: wie hoort bij wie? Wanneer ben je familie? Welke plek krijgt de donorvader of de donormoeder in het gezin? 

Het is belangrijk dat ouders al van jongs af aan met hun kind praten over de manier waarop hun gezin gevormd is en over de donor. Het kind begrijpt het dan misschien nog niet. Maar ouders wennen er zelf aan om open over de donorconceptie en de donor te praten. Dat is belangrijk voor henzelf en hun kind. Zo leert ook het kind dat het een gewoon gespreksonderwerp is.

Delen op: FacebookTwitter