Onderwerpen
Veelgestelde vragen - wensouders
Een donor mag in Nederland worden ingezet voor maximaal 12 gezinnen. Een donor kan er ook voor kiezen om minder dan 12 gezinnen te willen helpen. Meer mag niet.
Deze regel geldt sinds 2019 en is gebaseerd op het Landelijk Standpunt Spermadonatie van NVOG/KLEM. Vóór 2019 gold de grens van 25 kinderen per donor. Met de nieuwe regel is dit aantal losgelaten. Bij de aanpassing van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in 2025 is het maximum van 12 gezinnen per donor ook in de wet vastgelegd.
Vanaf de geboorte kun je je baby vertellen dat een donor geholpen heeft om haar te kunnen krijgen. Je kind begrijpt dan nog niet wat je zegt, zoals heel veel dingen die je zegt, maar dat is niet erg. Jij went er op deze manier zelf aan om het naar je kind uit te spreken. Als je dat af en toe doet, gaat je kind uiteindelijk zelf vragen stellen en krijg je gesprekjes. Zo wordt het vertellen een natuurlijk proces en groeit je kind ermee op. Je kind ervaart op deze manier ook dat donorconceptie met jou bespreekbaar is en met vragen bij jou terecht kan.
Jonge kinderen willen alledaagse dingen weten, zoals wie is hij, hoe heet hij, mag ik hem zien, is hij aardig e.d. Na de geboorte van je kind kan je bij het College Donorgegevens het donorpaspoort opvragen met niet-identificeerbare gegevens. Hierdoor kan je je kind al een paar dingen over de donor vertellen. Oudere kinderen hebben ook andere vragen zoals, heb ik nog (meer) broertjes en zusjes, is de donor ook familie, wat zou ik van hem hebben e.d.
(Jong) volwassen kinderen zullen weer andere vragen hebben, zoals: waarom kozen jullie voor donorconceptie en niet voor adoptie of pleegzorg? Waarom kozen jullie voor een bekende donor/kliniekdonor?
Zorg ook dat je als ouder voorbereid bent op hoe je je kind kunt ondersteunen als zij wil weten wie de donor is.
Als jouw omgeving niets weet over donorconceptie en wat dit voor jou betekent, kunnen ze je soms confronteren met hun vragen of uitspraken. Bedenk dat je niemand verantwoording hoeft af te leggen, maar dat het wel als opluchting kan voelen als je meest dierbare vrienden en familieleden op de hoogte zijn. Omdat het delen van feiten minder ingewikkeld is dan het delen van gevoelens, kan je besluiten om die te vertellen. Zoiets als: 'wij konden samen geen kindje krijgen en daarom hebben we hulp gehad van een donor. We zijn hier heel blij mee!'
Als je iets meer wilt vertellen doe je dat natuurlijk, bijvoorbeeld dat je zelf eerst erg moest wennen dat een donor nodig was, en het soms nog wel eens lastig is, bijvoorbeeld als mensen confronterende vragen stellen.
Een kind ontvangt geen informatie over de donor als zij daar zelf niet om vraagt. Vanaf 12 jaar kan een kind bij het College Donorgegevens niet-identificeerbare informatie opvragen uit het donorpaspoort (zoals lichamelijke kenmerken, motivatie en persoonskenmerken). Vanaf 16 jaar mag zij ook de identificeerbare gegevens opvragen, waardoor zij weet hoe de donor heet, hoe oud hij is en waar hij woont.
Ouders kunnen na de geboorte van het kind de niet identificeerbare gegevens al opvragen bij het College Donorgegevens.

Blijf op de hoogte
De wereld rondom donorconceptie staat niet stil. Wil je op de hoogte blijven van relevante onderzoeken, nieuws en actuele ervaringen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief.